Yvette Hoogenboom
Lorem ipsum dolor sit amet, consectetur adipiscing elit.
Carnaval is al eeuwenlang een volksfeest dat in Nederland wordt gevierd met eigen tradities en gebruiken. En die verschillen behoorlijk per provincie en per stad. Sinds wanneer is er carnaval zoals we het nu kennen? En hoe vieren we het dan?
In het weekend van 18 tot en met 21 februari barst het carnavalsfeest weer los. Van Boeskoolstad (Oldenzaal) tot Oeteldonk (Den Bosch) en van Mestreech (Maastricht) tot Knotsenburg (Nijmegen): in het hele land staat drie dagen lang de tijd even stil om gezellig met elkaar samen te zijn. Maar hoe is dit feest eigenlijk ooit begonnen? Rob van de Laar is archivaris en initiatiefnemer van het Nationaal Carnavalsmuseum in ’s-Hertogenbosch. En een groot fan van carnaval. Hij vertelt dat er verschillende verhalen de ronde doen over het ontstaan van carnaval. ‘De geschiedenis gaat terug naar de Middeleeuwen en heeft wellicht te maken met heidense rituelen rondom de overgang van winter naar zomer. De Christelijke kerk wilde van deze rituelen af en introduceerde eigen feesten en rituelen, vaak op dezelfde data. Het vasten in de periode van veertig dagen voor Pasen was er daar één van. Een aantal oude heidense rituelen, waarbij veel gegeten en gedronken wordt, kon alleen nog voor Aswoensdag plaatsvinden. Daarna begon het vasten.’ De viering vindt anno 2023 nog steeds plaats op de drie dagen voor Aswoensdag, het startmoment van de vastentijd. Van oudsher wordt dan ook over vastenavond gesproken. In Limburg wordt daarom de term vastelaovend gebruikt in plaats van carnaval. En in Bergen op Zoom hebben ze het over vastenavend.
Tijdens de strenge reformatie in de zestiende eeuw kwam er grotendeels een einde aan het uitbundige feest. Vasten was helemaal niet nodig, vond men. Goed gedragen moest namelijk het hele jaar door. Rob: ‘Het werd veelal achter gesloten deuren in huiselijke kring gevierd, ook al probeerde men om de vastenavondfeesten te onderdrukken. Met de komst van de Fransen in 1794 kwam het katholieke geloof weer tot bloei en daarmee ook de bijbehorende feesten en rituelen. In de negentiende eeuw werd in veel zuidelijke, katholieke plaatsen de vastenavondviering weer gevierd. Dat kon uit de hand lopen door overmatig drankgebruik en door de maskers konden allerlei ongelukken gebeuren. Om het feest te behouden, probeerde men het te veredelen.’ Het carnaval zoals we dat nu kennen, ontstond na de Tweede Wereldoorlog. Het feest verspreidde zich eerst over katholieke plaatsen, omdat men het koppelde aan de katholieke vastentraditie. Daarna verspreidde het zich verder door het land, waar iedereen een eigen draai gaf aan de tradities. Veel dorpen zagen hun inwoners met carnaval vertrekken naar de grote steden. Rob: ‘Om de inwoners binnen de dorpsgrenzen te houden, werden lokale evenementen en optochten georganiseerd. De traditie van de carnavalsoptochten is overgewaaid uit Keulen. Elk dorp maakte er iets eigens van, waardoor er lokale rituelen en verhalen zijn ontstaan.’
De carnavalsoptocht is voor velen het hoogtepunt van carnaval. Een grote, kleurrijke stoet van praal- en loopwagens en muziek. Rob: ‘Carnaval is het feest van persiflage en parodie. De optocht is hét moment om dingen die plaatselijk spelen uit te vergroten. Zo’n grote stoet verenigt het lokale volk. Er zijn ook plaatsen waar een motto wordt gebruikt. Dat motto is een inspiratie voor de creaties. Het bouwen van de wagens gebeurt overal op een andere manier. In de ene plaats wordt er gekleid en met kunststof gewerkt, elders wordt er met hout gewerkt en in weer een andere plaats gebruikt men kippengaas met papier-maché.’ Door heel Nederland bestaan verenigingen die optochten organiseren. Echte grote optochten ziet u in onder andere Oldenzaal, Den Bosch, Tubbergen, Tilburg, Bergen op Zoom, Venlo en Maastricht.
Het is een prachtig spel dat men met elkaar speelt.
Het benoemen van de verschillende carnavalsrituelen door heel Nederland is onmogelijk volgens Rob van de Laar. In een plaats verderop kunnen namelijk al heel andere gewoontes zijn. Er wordt overal een eigen invulling gegeven aan feesten en rituelen, en sommige tradities gaan al jarenlang mee. Er zijn plaatsen met een lokale leutvorst met gevolg. Meestal bestaat dat uit Prins Carnaval met een Raad van Elf. Maar in sommige plaatsen is het gevolg groter. Dan horen er bijvoorbeeld ook een nar, adjudant of dansmariekes bij.
Het getal elf is van oudsher het getal van de dwazen en de narren. Zegt u elf, dan zegt u carnaval. Want die twee gaan hand in hand. Het carnavalsseizoen gaat van start op elf november: de elfde van de elfde. Veel carnavalsactiviteiten beginnen om elf minuten over het hele of halve uur en dan is er de Raad van Elf, een gezelschap van elf leden dat activiteiten organiseert.
Waar wel een duidelijk verschil in is te benoemen, is in het soort carnaval. Nederland kent namelijk twee varianten: het Rijnlandse en het Bourgondische carnaval. Het Rijnlandse carnaval stamt af van het Keulse carnaval, dat op zijn beurt weer afstamt van het Venetiaanse carnaval. Deze variant wordt vooral in Limburg gevierd en is bekend van onder andere de steek met fazantenveren, pronkzittingen en het woord Alaaf. Het is de bedoeling dat men zich zo extravagant mogelijk kleedt en een masker draagt of schmink. Een echte verkleedpartij, dus!
Het Bourgondische of meer het boertige carnaval wordt vooral gevierd in Brabant en Gelderland. Deze soort kenmerkt zich door de eenvoudige kleding, waarvan de boerenkiel met zakdoek ongetwijfeld de bekendste outfit is. De boerenkiel was in de negentiende eeuw een veel gedragen kledingstuk tijdens het carnaval in ’ s-Hertogenbosch en heeft zich waarschijnlijk verspreid. Rob: ‘Door het dragen van zo’n boerenkiel is iedereen voor een paar dagen gelijk. De kielen verschillen per plaats.’ En Prins Carnaval? Die draagt een heel ander kostuum. Om op te vallen in het feestgedruis draagt hij lange fazantenveren op zijn Franse steek, een narrenmuts. De hoeveelheid veren verschilt per plaats. Er zijn ook plaatsen waar niet met veren wordt gepronkt en waar de steek wordt vervangen door een platte baret.
Het bouwen van de wagens gebeurt overal op een andere manier.
Veel dorpen en steden hebben een eigen carnavalsnaam. Het omdopen tot een andere naam hoort bij het spel dat men speelt tijdens carnaval; een tijdelijke spotmaatschappij. Rob: ’Drie dagen per jaar worden grote plaatsen omgetoverd tot dorpen. De burgemeester draagt voor even de macht over aan de leutvorst of ander personage, die tijdens de carnavalsdagen de scepter zwaait. Hij verwelkomt in veel plaatsen ook Prins Carnaval, die op zijn beurt in een heuse troonrede laat weten wat er allemaal fout is gegaan afgelopen jaar en grappen maakt over het lokale bestuur. Het is een prachtig spel dat men met elkaar speelt.’ Veel plaatsen hebben daarnaast eigen carnavalskleuren. Zo kleurt het in Kruikenstad (Tilburg) groen-oranje, in Knotsenburg (Nijmegen) geel-zwart en in Maastricht, net als in de rest van Limburg, roet-geel-greun (rood, geel en groen).
Carnaval is veel meer dan alleen een feest, als u het Rob van de Laar vraagt. ‘Het heeft een enorm sociaal karakter. De een huilt van het lachen om de flauwekul, de ander huilt van verdriet door wat diegene eerder het jaar heeft meegemaakt. Ook daar is ruimte voor tijdens carnaval. Daarnaast is carnaval ook een grote leerschool voor jongeren. In de carnavalsorganisaties, die richting geven aan het lokale carnaval, komen ze in aanraking met veel kennis en kunde die ze ook in de samenleving kunnen gebruiken, zoals het leren besturen en het leiden van vergaderingen. Ook het creatief en inventief denken wordt erdoor gestimuleerd.’ Wilt u ook (weer) eens carnaval ervaren? Rob heeft nog een laatste tip: ‘Onderga het feest, vier het leven, speel het spel met elkaar en pas u aan de lokale gebruiken aan. Het is een bevrijdend feest.’
Beeld: Christian Keijsers / Met medewerking van het Nationaal Carnavalsmuseum
✔ Ontvang 11x per jaar het print magazine ONS.
✔ Ontvang 11x per jaar het digitale magazine ONS.
✔ Iedere dag 8 verschillende puzzels maken
✔ Er op uit met voordeel
✔ Veel keuze uit aanbiedingen